Dag voor vertrek

Dag 0 - Proloog

Vader Herman (60 jaar)

Het is vrijdagavond 31 juli 1936, de vooravond van den grooten dag waarop de lang verbeide fietstocht zal plaatshebben. De tandem die, speciaal ter eere van Mama is aangeschaft, is elken dag ingereden, een heerenfiets bijgehuurd en allen zijn vol verlangen naar morgen. Helaas, Pluvius, de regengod voorspelt ons niet veel goeds. Den godganschen dag heeft het gegoten en de weersvoorspelling voor morgen zijn niet direct gunstig. Noordweste- tot zuidwestelijke wind betrokken lucht, regen, regen, regen !

Enfin de jongelui vertrouwen met jeugdig optimisme dat het morgen wel beter zal zijn. Moed houden dus, vroeg naar bed, om 4 uur op en dan maar zien.

Zaterdagmorgen 1 augustus 1936

1e dag

Vader Herman (60 jaar)

Klokslag vier uur in den morgen loopen in huize Schrijver verschillende wekkers af, en een kwartier later is de Pater familias met zijn kroost en Toos Elshof aan een gezamenlijk ontbijt vereend.

Moeder blijft liggen, die gaat pas om 9.11 per trein, Frans slaapt de slaap der rechtvaardigen maar Jo wil de exodus bijwonen en verschijnt in négligé. Nauwelijks 5 uur vertrekt de stoet uit Schiedam; het weer is gelukkig goed, d.w.z. gunstige Z.W. wind en betrokken lucht, en met het windje in de rug zijn we spoedig door Rotterdam heen om via Crooswijk den polder in te trekken. O jé ! daar begint het te regenen; jassen en mantels aan weer vooruit, gelukkig was ‘t maar een buitje en zonder regen of ander ongeval bereiken we om 10 uur Utrecht over Bodegraven en Woerden. Nu naar het station waar we oom Bertus aantreffen en even later komt de trein binnen die Mama met man en kroost verenigt. Nu opstap naar de Stationsdwarsstraat waar we door tante Jo met open armen ontvangen worden. Als even later de bakker het brood brengt heeft er een geweldige aanval plaats op het uitstekende ontbijt waarin een geweldige bres geschoten wordt en tegen 12 uur verlaten we onze gastvrije familie om, nu met moeder, de reis verder voort te zetten.

Onder Zeist worden we aangesproken door Lena Schrijver die ons toevallig zag rijden en vol bewondering is voor de tandemprestatie van tante Mies. Als zij ons even later verlaten heeft, krijgen we een andere, helaas onaangename reisgenoot, de regen. Die ons verder trouw blijft. Hans heeft ter opwekking een lied gecomponeerd: We gaan naar de konijnen, konijnen, konijnen. We gaan naar de konijnen naar het konijnen hol. Wat dapper wordt meegezongen. Het duurt niet lang of we zijn allemaal kletsnat met doorweekte regenjassen en druipende gezichten, we doorklieven diepe plassen langs onbegaanbare wegen. De tandem wordt hier onbestuurbaar en Lucie stelt voor moeder op haar fiets voort te duwen. Doch bij de eerste poging klemt haar hak tusschen crank en frame en de hele familie moet er aan te pas komen om moeder, die uit haar schoen gekropen is, te bevrijden en de schoen los te wringen. Hans neemt met mannenmoed de tandem over en nu sukkelen we verder, vader op de fiets van Luus waarvan de voorband leeggelopen is en evenals de mozaische we[1], komen we onder donder en bliksem in het Konijnenhol.

Het Konijnenhol

Nu ‘t hol valt erg mee, ‘t is primitief en eenvoudig maar comfortabel. Spoedig de kisten uitgepakt, de boel opgeruimd, droge kleren aangedaan en even later zitten we bij een lekkere kop koffie. Dien gaat met Theo naar Ede om de nodige provisie in te slaan en als het 10 uur is, kruipt de heele familie in kooi, om na een zware dag de welverdiende rust te vinden en krachten te verzamelen voor den volgenden Zondag.

[1] mozaische wet De wet van Mozes zoals neergelegd in het oude testament en uitgewerkt in de joodse traditie.

Zondag 2 augustus 1936

2e dag

Lucie (27 jaar)

‘t Is Zondag, half zes. Vader Schrijver schuift geruisloos uit het opkamertje, waar hij de nacht heeft doorgebracht. Met z’n actieve aard zoals vader dan eenmaal is zet hij gauw thee, maar blijft in bewondering voor ‘t open raam staan O, kijk die zon daar schitterend opkomen. Alles wordt vergeten, ook de theepot en Pa trekt er heel alleen op uit de hei in. Na een goed uurtje komt vader terug in gezelschap van Hans, die ‘t ook niet meer in z’n bed kon uithouden. Ondertussen zijn ook wij uit bed gekomen en na wat primitief toilet maken trekt de hele familie op de fiets ter kerke in Ede. Wat was dat een tocht!, in een woord: schitterend. Langs een pad midden door de hei komen we op een geasphalteerde weg en nu gaat het heuvel op en heuvel af en dan door ‘t bos heen tot we in Ede zijn. Maar nu is ‘t nog een vol kwartier rijden voor we aan de kerk komen.

‘t Is een mooie en moderne kerk. Gelukkig dat we nogal vroeg waren, want hij liep stampvol. Geen wonder, ‘t is de eenige katholieke kerk voor Ede en ver in de omtrek. Als de kerk uit is, komen we na weer drie kwartier rijden voor de terugtocht, uitgehongerd in ons holletje aan (‘t is notabene kwart over negen). Gauw boterhammen snijden, kopjes thee inschenken enz. enz. en zie de hele Schrijvers fam. incluis Toos zitten om de ronde tafel heerlijk te ontbijten; werkelijk een aardig gezicht! al die koppen zo in een cirkeltje en dicht bij elkaar en dan maar schransen, de ene boterham na de ander.

Na het ontbijt wordt ieder door de directrice aan ‘t werk gezet. en na een klein half uurtje ziet alles er weer keurig uit. Maar ja, nu weer koffie zetten want de mens leeft niet van brood alleen maar, ……… ook van koffie. Alles wordt nu naar buiten gesleept tafels, stoelen, krukjes enz. kranten en tijdschriften worden voor de dag gehaald en weldra zitten allen in het zonnetje verdiept in de lectuur. Maar zie daar komen twee diensters aan, n.l. Marie en Dien met geurige koffie en koeken. Weer zit de familie zich goed te doen! Hans zet nu een plaatje op en spoedig weerklinken de eerste heerlijke klanken van ‘t juffertje met de opgesmukte neus, spoedig gevolgd door “ein spanischer tango”, de vrolijke echtgenoot enz. enz. Maar de zon is al weer te goed voor ons geweest. Hij kruipt weg achter een stevig wolkje. Maar ja, thuis blijven doen we toch niet hoor! De wegenkaart wordt bekeken en we besluiten nu eens een tochtje naar Barneveld te ondernemen. Maar ook de wind is ondertussen flink opgestoken, maar we zijn niet voor een kleintje vervaard, spoedig zitten allen op de fiets Hans voorop, hij zal trachten ons tot gids te dienen. Langs drukke hoenderhoven en veel onderwater gelopen land komen we na drie kwartier in Barneveld. Jammer genoeg wordt het weer steeds minder, we voelen al zoo nu en dan wat regen, dus maar weer gauw doorrijden en langs een andere weg terug naar Lunteren. Thuis gekomen trachten we nu verder ons zo aangenaam mogelijk bezig te houden. Ondertussen is Dien in de keuken al weer bezig om voor ‘t middagmaal te zorgen. Zo nu en dan ruiken we al de heerlijke geur van gebraden vlees. Precies half vijf zitten we allemaal weer om de ronde tafel heen en lepelen we genoeglijk ons bordje tomatensoep naar binnen, zo nu en dan onderbroken door uitroepen van: “he, wat lekker”, zalig, verrukkelijk, enz. Daarna wordt ook het verdere diner smakelijk naar binnen gewerkt, dat besloten wordt met griesmeelpudding met bessensap. Na ‘t eten en de vatenwasserij gaan we nog weer eens flink wat aan elkaar gaan zitten hebben. Bij ‘t koffie-uurtje om half negen vergast Toos ons nog op enige griezelige kostschoolverhalen, waarnaar allen maar in ‘t bijzonder de jongens met open mond en gespannen aandacht zitten te luisteren totdat Pa  eindelijk zegt: “Zeg Toos, zou je er nu niet eens mee uitscheiden, ze doen het vannacht nog allen in der lui bed.” En na het gebruikelijke avondgebed tijgen de vredige holbewoners reeds vroegtijdig te ruste.

Maandag 3 augustus 1936

3e dag

Marie (24 jaar)

‘t Is zes uur in de morgen. Pa is evenals gisteren al weer door het huis aan ‘t draven. “Zeg, komen jullie er toch uit.” de zon schijnt midden in je facie, roept hij uit de keuken.
Luus, Riek en Toos tijgen kerkwaarts. De rest gaat ontbijten. Nu moeten we opschieten want wij (dat zijn Luus, Riek, Toos en mijn persoontje) gaan naar Arnhem, waar de familie Kleintjes met de trein langs komen. Het weer is niet schitterend maar gelukkig droog. Welgemoed gaan we om 10 uur weg. Riek en Toos op de tandem. Het windje in de rug en een prachtige betonweg zijn we in 1½ uur in Arnhem. Het is een verrukkelijke omgeving. Met een doos gebakjes gaan we naar het station. Om twaalf uur komt de trein aan. Nu zien we een arm van Cor Daeter (of Docter) en onder een hevig gegil komen ze uit de trein zetten. Nu moeten ze naar het andere perron. We pakken gauw de koffers van hen over, die natuurlijk weer ontzettend zwaar zijn. Het was een lol op het perron , vooral als er een groep Tirolers aankomen ze roepen van thoe, hoe, thoe haai, Luus haar hart gaat open. Om tien voor half een gaat de trein weer. Nu gaan we gezellig de stad in. Om de beurt roepen we, eerst koffie. En Dien moet er weer gauw een taartje bij pakken. Daar ontdekken we een automatiek van Heck. Dat is wat voor Holmenschen. Alles kost een penning (dat is 7½ cent), een zalig kop koffie en een verrukkelijke slagroompunt. Daar komt een mensch van bij. Dan ontdekken we in eens zalige broodjes met knakworstjes. Weer wordt er 7½ cent geofferd voor de hongerige magen, Dan gaan we snijdig verder. Eerst naar de Hema. We hebben een hele lijst meegekregen voor de boodschappen. Een scheerspiegel voor Pa, een pannetje voor ma enz. V en D valt erg tegen. Ze hebben niet eens een huishoudafdeling. Daar zien we een taartjeswinkel met lunchroom. Die konden we natuurlijk niet voorbij. We hebben even ons gat op de leest geslagen. Daar werd afgerekend en toen werd de terugtocht aanvaard. Nu fel tegenwind. Maar het is zoo’n pracht weg, dat we de wind vergeten. Daar is al een zijweg naar Ede. Daar moeten we nog naar toe. Eerst naar een fotowinkel. Daar heb ik mijn licht eens opgestoken. Want ik had zo gebluft dat ik fotografeeren kon maar dat was larie. Het oude heertje heeft alles goed uitgelegd, dus nu kan ik het wel. Nu verder naar huis, waar we met open armen en een kop thee ontvangen worden. Ze zijn verrukt over al die boodschappen, die we meegebracht hebben. Pa kan z’n eigen tenminste weer scheren, want hij had een baard als een profeet. Theo en Herman zijn naar den Bliek geweest. Ze hebben die man z’n oren van zijn hoofd afgegeten inplaats dat ze een klantje aanbrachten. Nu eerst lekker eten en dan thee buiten drinken. Maar moe heeft het weldra te koud. Dan maar weer naar binnen. Daar doen we een paar onschuldige spelletjes als spreekwoorden, een protocol maken enz. Dan gaat het hele stelletje ter ruste. Dien komt naar beneden, om haar zak zuurtjes te halen. Zoo’n snoepert.

Dinsdag 4 augustus 1936

4e dag

Dien (22 jaar)

Het is 6 uur in de morgen, en alles is nog in de vredige stilte van de vroege morgen. Het zou wel zonde zijn om langer te blijven liggen, op iets dat men bed zou kunnen noemen, doch in wer­kelijkheid niet meer is als een zak stroo, boven op een met tijk bespannen raam, dat op een paar schragen ligt. Maar als je je oogen open doet en je doet je de moeite om uit het raam te kijken, zijn die kleine moeilijkheden overwonnen. Wat een schitterend vergezicht over een eindelooze heide, met in de verte de opkomende zon, die schitterend te voorschijn komt door een bewolkte hemel. Het is werkelijk een stukje ongerept natuurschoon ver van het gewoone alledaagsche leven in de stad. Is het wonder dat ieder’s humeur en karakter hier op zijn best is? Natuurlijk biedt het buitenleven bezwaren, maar die worden graag overwonnen, voor al het heerlijks en mooie dat de natuur hier geeft. Ik spring vlug van het boven beschreven bed en kleed mij aan. Beneden zijn Pa, Moe, Luus en Marie ook al ontwaakt en met elkaar is de ontbijttafel vlug in orde. Jam­mer dat het weer, weer onbetrouwbaar is. Het regent nog niet maar de zwaar bewolkte hemel en sterke wind voorspellen nog niet veel goeds. Pa besluit resoluut: “Ik ga niet weg vandaag. We krijgen zwaar weer. “Maar Moe en wij meisjes willen er toch op uit, alle waarschuwingen van Pa ten spijt. Hans stelt de jongens voor een wandeling op de hei te maken, dat met alge­meene stemmen wordt aangenomen. Dus stappen Riek en Moe op de tandem en Toos, Marie en ik ieder op een fiets. Luus blijft met Pa, thuis. Na een flink halfuurtje zijn we in Ede. Maar hier wordt de lucht zoo angstig donker, dat besloten wordt, niet verder te gaan. En ja hoor, na een paar boodschappen gedaan te hebben, begint het al te gieten. Wij vluchten gauw een lunch­room binnen, waar we een lekker kop koffie drinken. Marie en ik halen in de buurt een paar zalige gebakjes die zich goed laten smaken. Nu gaan we weer naar huis, maar als het daar straks regende, nu goot het pijpestelen. Wij waren gelukkig dicht bij de boschrand, zodat we even gingen schuilen bij Pension Ingenetta. Hier bestelden we een goede voorraad fruit en wachtten de bui af. En nu vlug op huis af, waar wij gelukkig droog aankwamen. Anders was het echter met de jongens, die tot op hun hemd toe dreven. De verdere dag bleven wij tot 4 uur gezellig lezen of deden een handwerkje. Daarna trokken wij weer naar Ede want de photo’s zouden om vijf uur klaar zijn. Nu was het goed droog weer en de zon deed zijn best. Om zes uur kwamen wij belast en beladen thuis, waar Moe voor het eten had gezorgd. ‘s Avonds zaten wij weer leuk bij elkaar om de ronde tafel. Nu begon het waarachtig ook nog te donderen en te lichten. Dat doet de deur toe, geen warmte en toch onweer. Maar dat trok gelukkig langs ons heen en toen wij om half elf naar bed gingen was van het heele onweer niets meer te zien.

Woensdag 5 augustus 1936

5e dag

Riek (22 jaar)

Wat moet ik van deze dag schrijven. Dit ene kan ik U zeggen, ‘t was een regendag, die in de vorm van regen naar beneden kwam.

Regen van ‘s morgens tot ‘s avonds niets als regen.

‘s Morgens om zeven uur stonden we op. Er scheen wel een zonnetje, maar dreigende regenwolken namen iedere keer het zonlicht van ons weg.

Om half acht gingen we allen uitgezonderd Pa, Moe en Dien naar de kerk in Eden. Nog steeds was ‘t tot onze grote verbazing droog maar dat duurde niet lang, want toen we een paar boodschappen hadden gedaan in Eden begon het al te gieten.

Eerst langzaam, maar weldra viel de regen in stromen neer. Gelukkig hadden we ieder onze regenjassen aan. Waterproof heten die dingen maar de ondervinding leert ons anders. Natte jurken, natte kousen enz. Eindelijk kwamen we druipend en drijvend zwabberend over onze modderige, slibberige oprijlaan.

Daar stond het ontbijt klaar (10 uur) maar neen, we moesten ons eerst verkleden en adoniseren [1] (zoals Pa dat pleegt te noemen)

Het ontbijt smaakte ons heerlijk en wij aten niet bepaald weinig.

Al heel gauw kwam de koffie op tafel want ‘t was inmiddels al elf uur geworden. Een ieder zocht zich en een ander te vermaken, men las, breide, borduurde, schreef en wat men meer doet op ‘n regendag in de vacantie.

Om half een had ieder weer ‘n goede trek alsof we een geweldige fietstocht achter de rug hadden.

Nadat Toos en ik ijverig de kopjes hadden afgewassen was ‘t weer ‘t zelfde liedje. Regen, regen, regen ….. maar soms kwam wel eens heel even de zon en dan hoorde men opgewekte kreten als: Ha de zon, nu wordt ‘t weer mooi.

In zo’n opklarend ogenblik sprong Dien met een resolute sprong op en verklaarde, zonder tegenspraak te wensen,: “Nu ga ik er uit, nu heb ik er genoeg van.”  Toos was van de partij en samen gingen zij erop uit om na tien minuten druipnat, van hoofdhaar tot voeten, weer thuis te komen. Zij waren dan toch uit geweest en die gekke barometer liep maar vooruit steeds meer naar mooi weer, terwijl de regen met stralen langs de ramen liep.

Maar na ‘t haantjesmaal, waardoor ieder zienderogen opknapte, scheen ook ‘t weer ‘n andere wending te nemen. De zon begon te schijnen en ‘t was een kwartier, een half uur droog, ‘t bleef droog…. Hoe was ‘t mogenlijk.

Nu gingen we er op uit. De jongens waren al lang weg en we kwamen hen net tegen, toen we de oprijlaan afkwamen. Heel kameraadschappelijk liepen de vier broers daar in druk gesprek. Hans had ‘t hoogste woord en zij riepen ons al tegen: “O, nu hebben we iets moois gezien, klein Zwitserland. Bergen en dalen en de konijntjes spelen met elkaar. Werkelijk een stukje ongerept natuurschoon”

We lachten eens, ze dweepten natuurlijk maar wat. ‘t Zal wel enigszins overdreven zijn. We gingen dezelfde weg en werkelijk ‘t was de tocht over het drassige land wel waard. ‘t Was werkelijk schitterend. Heerlijke bosweggetjes, heuvel op en af. Maar ‘t was Moe wel wat te vermoeiend, daarom ging Moe op de fiets van George zitten, die door ons allen geduwd werd. ‘t Was een tof stelletje.

Toen we thuis kwamen had Dien al voor de koffie gezorgd. Luus zette enkele gevoelige liedjes in, die door allen werden meegezongen. En na ‘t voorlezen van enkele gedichten uit de “Schoolmeester” ging de familie weer naar bed, vol vertrouwen dat morgen de zon zou schijnen en de lucht blauw zou zijn.

[1] adoniseren, zich [zich mooi maken] afgeleid van Adonis.

 

Donderdag 6 augustus 1936

6e dag

Hans (17 jaar)

De familie Schrijver is zoals gewoonlijk ook deze morgen weer vroeg uit de veren. Lustig schijnt ‘t zonnetje en Toos’ beloften dat ‘t weer de zesde Augustus beter zou worden schijnt werkelijk in vervulling te zullen gaan. Het heerlijke weer, (en) de paradijselijke vrede der omgeving en de machtige schoonheid van de schone morgen werkten (allen) mee om de fam. Schrijver de vrolijke broek aan te doen.

Nadat ‘t overdadige ontbijt door de gehele Familie (Toos incluis) met ontzettende eetlust genuttigd of beter verslonden werd, stapte het hele “zwikkie” op de fiets naar Arnhem.

De prachtige weg leidde ons langs heerlijke dreven en schitterende buitens, over geweldige heuvels met machtige panorama’s.

In Gelderland’s hoofdstad aangekomen dachten we weer ‘t eerst aan eten en drinken en deswegen stiefelden we naar Heck’s Cafetaria waar we onder ‘t neuriën van “In de Cafetaria drinkt men ………. enz. enz,” een heerlijk stuk gebak met een kop koffie consumeerden. Daarna gingen we “statten” en kochten closetrollen, oude klare, thee kopjes, ansichtkaarten en nog veel meer.

Na aldus onze  beurzen geledigd en onze buiken gevuld te hebben togen we huiswaarts waar we op ‘t eten aanvielen of we in geen weken gegeten hadden !!

In de namiddag werd besloten op ‘t land te gaan arbeiden (om in de termen te blijven) ofte wel bosbessen te gaan plukken. Hoewel we ons allemaal uitsloofden om Luus mee te tronen was zij noch door zoete woorden noch door slaag te bewegen mede te gaan.

Hierna sloeg de rest der kinderschaar (berustend in de wispelturigheid, koppigheid, luiheid en verwaandheid van hun oudste zuster) ‘t bospad in waar we onder gekweel van de vogeltjes (soms ook van Herman) de handen aan ‘t werk sloegen. Met een volle mand kwamen we tegen de avond thuis om daar ons welverdiende brood te eten.

We aten ook deze keer weer allemaal geweldig veel maar ook deze keer bleef Toos onze kampioene.

Na nog een kleine avondwandeling (voor de spijsvertering en de eetlust) ging de familie vroeg naar bed behalve moe, die nog enige cakes bakten waarna ook moe naar bed ging en nu werd de rust niet dan door ‘t lustig geknor en gesnork der familie gestoord.

“Wel te rusten !”

Vrijdag 7 augustus 1936

7e dag

Toos

Dit keer is ‘t geen kid van de fam. Schrijver, dat de eer geniet enige bladzijden van dit schrift met haar “draadnagelpootje” te bepennen. Maar desalniettemin evenwel nochtans zal ik proberen de schokkende gebeurtenissen van die dag, waar en onvervalst neer te schrijven.

Eerste Vrijdag! ‘t Was kwart over vijf. Met een ruk schroot ik wakker. Brrr…. wat koud boven de dekens! Ik gaf Riek ‘n por in de rug. “Slapen…. wwwat…. slapen!” “Ja kind je mag slapen”, bromde ik terug. Zelf had ik ook nog niet veel zin om eruit te kruipen, beneden ons was ook nog alles in diepe rust en zelfs Dien, die anders iedere morgen ons ‘t goede voorbeeld gaf, wat tenminste vroeg opstaan betreft, snurkte nog als ‘n os. Ik draaide me dus resoluut nog ‘n keer om en sliep weer in.

Half zes!

Boem!  Met ‘n ruk vliegt ‘t luik op en Luus der bovenlijf beneven haar slaperig gelaat verschijnt boven ‘t gat.

“Dien, Riek, eruit, jullie hebben nog maar tien minuten.”

“Allemachies, nou al, ik heb nog zo’n slaap” bromde Riek.

Dien is er natuurlijk alweer direct uitgesprongen en wij volgen dra. Luus is nu begonnen de jongens eruit te trekken.

“George….. Hans….. eruit, schiet op, we moeten naar de kerk.”

Maar de boys zijn nog zo slaperig ze snurken ijverig door. Wij haasten ons intussen ‘n ongeluk. Met ons tweeën wassen we ons aan de “grote” wastafel, boenen onze tanden af, gauw…. gauw ons haar gekamd, naar de bedden kijken we dit keer niet om, roef roef naar beneden.

Daar is alles al op, onze rijpaarden staan al gezadeld voor de deur. Ondertussen hebben we zeker wel zeven maal zeventig keer de jongens geroepen, maar ‘t resultaat dat er telkens weer één verschijnt. Alleen Hans, de oudste zoon des families (op ‘t ogenblik!) schijnt dit keer veel van z’n bed te houden en komt maar niet op de proppen.

Dien verteld me onderweg heimelijk dat ‘t wel gezellig is als die thuis blijft, dan is vast dadelijk de tafel keurig in orde. De wegen zijn nogal nat, ‘t heeft zeker die nacht flink gegoten. Overigens is ‘t goed weer. Luus beweert, dat ‘t beter weer is dan gisteren. Ze zweeft aan m’n rechterzij, ongemanteld, ongemutst. “Dat vindt ik toch zo benauwd hé, zo’n muts op je hoofd” beweert ze iedere morgen opnieuw, als we ter kerke fietsen, natuurlijk met de bedoeling: Jan steek ‘t in je zak, want Riek en ik hebben bijna altijd ‘n hoofdbedekking op. ‘t Is ‘n heerlijke rit zo in de vroege morgen ‘n driekwartier op de fiets. We komen bijna niemand tegen en als we iemand zien dan ontstaat er een hevig gebrul: ” ‘n Mens, ‘n mens”! ‘t lijkt wel of we hier leven in de binnenlanden van Australië of zoiets.

De kerk is tamelijk vol, je kunt wel zien, dat ‘t Eerste Vrijdag is. Na ‘n half uur staan we weer buiten en de hele familie plus mijn persoontje peddelt naar huis. Marie, Dien, George en ik zijn ‘t eerst thuis en jawel hoor de tafel is keurig in orde. Boterhammen zijn gesneden, de thee is gezet en Hans is al volop aan ‘t inschenken. Als de hele familie om de ronde tafel gezeten is, wordt er weer flink wat naar binnen geslagen. Zoals gewoonlijk smullen we weer. Vooral de eigen gemaakte jam, jongen, jongen, wat is die zalig. Werkelijk ‘n genot voor ‘t oog, wat Luus aangaat, en voor de rest van de familie ook ‘n streling voor de mond. Ja, de oudste der gezusters is Donderdagmiddag lui, wat schrijf ik lui, ik bedoel zeer en zeer lui geweest. Wij ijverige en vlugge mensen, want van wie ze die verregaande luiheid heeft, begrijp ik niet, wij hebben ons Donderdagmiddag ‘n ongeluk geplukt aan bosbessen, terwijl Luus thuis d’r hartstocht (n.l. ‘t lezen) bleef voeden. Vandaar dat ze eigenlijk alleen maar naar de jam mocht kijken en Marie plus Dien gunde haar dat zelfs niet eens. Als ze al keek begonnen ze al te schreeuwen. Na ‘t ontbijt zijn Riek en ik per fiets naar Lunteren gegaan om de grote lading post af te halen. Wij peddelden heerlijk, de familie zou wel werken. Uitgezonderd ‘n weinig knagen van ons geweten daarover, was ‘t ‘n heerlijk tochtje. ‘t Weer was opgeklaard, de wegen totaal droog en toen we dan ook met een pak post, dat bijna niet te torsen was, plus gevulde koeken en cocosmacronen weer op ‘t konijnenhol arriveerden, werden we met gejuich begroet. De familie zat al aan de koffietafel. Post, koffie met room en velletjes, de koeken, alles werd gewoonweg verslonden. Besloten werd ‘n fietstocht te organiseren naar Ugchelen. Pa Schrijver en Hans zouden niet van de partij zijn. Pa vond ‘t weer niet betrouwbaar en Hans moest z’n spullen voor zaterdag bij elkaar zoeken, hij moest immers naar ‘t kamp. Also bonden we allemaal onze regenjassen achterop en reden we de oprijlaan uit in de richting van Harskamp. ‘n Heerlijke weg, dwars door de hei. Zo nu en dan scheen de zon fel op onze armen, we genoten!!

Bij Harskamp echter begon de lucht te betrekken. ‘t Werd almaar meer donker en daar begon de regen te vallen. We stapten vlug af, deden onze regenjassen aan, moe zette haar zuidwester op. “Moe op haar mooist” werd er stilletjes naast mij gefuisterd, wie het deed weet ik niet.

Luus, Riek en ik waren bang voor onze mooie krullen en zochten ‘n veilig, maar niet erg welriekend schuilplaatsje onder ‘t korte jasje van Riek, ook Moe plante zich eronder. Luus begon ‘t algauw te vervelen. “Brrr…. wat stinkt dat!” met deze uitroepen en dergelijke meer verdween ze onder ‘t jasje vandaan.

Toen ‘t droog was geworden stapten we weer op en reden langs gezellige café ‘s met electrische gramophoons:”Laat mij maar lopen, laat mij maar lopen, want centen om een Ford te kopen heb ik niet”, langs huizen van militairen langs leuke soldaatjes etc etc.  Zelf hebben we ons tweemaal aan levensgevaar blootgesteld. Als er geen mensen waren geweest, die ons nog tijdig hadden gewaarschuwd, waren we doorzeefd geweest van de kogels en hadden we nu niet zo gezellig op ons konijnenholletje gezeten. Ugchelen konden we niet halen, dat was te ver en daarom reden we door Hoenderloo weer naar huis terug, waar we heerlijk smulden eerst van de boterhammen, die we ‘s morgens zo bloedig hadden ingepakt voor de pic-nic en toen van ‘t verse brood, dat Dien volgens haar zeggen in geen week meer had geproefd.

Voor de eerste keer in deze lange rij van dagen, dat ik de logé ben van de fam. Schrijver was Pa niet aan de tafel tegenwoordig. Wel ‘n feit wat ‘t opschrijven waard is. Daarna gingen we weer ‘ns bessen plukken. ‘t Zelfde plekje waar we Donderdagmiddag geweest waren was ons doel. Nu was Luus ook van de partij. Maar hoe ‘t kwam weet ik niet, misschien kwam het wel dat Luus erbij was, maar hoe we ook zochten en keken, we konden er bijna geen vinden. Bovendien zwommen we in onze schoenen en toen ik daarbij ‘n grote winkelhaak in m’n kousen haalde, was onze zin in het bessen plukken “ganz und gar verschwunden.” Marie stelde voor om in Eden maar ‘ns ‘n lekkere winkel op te gaan zoeken. Bessen stonden hier toch niet, ik liep met een groot gat in m’n kous, en we verlangden hevig naar een lekkere kop thee. De jongens popelden om te mogen zwemmen, die stuurden we eerst weg. Riek en ik tandemden toen even gauw naar huis, je kon toch niet met zulke kousen in Eden verschijnen. We hadden afgesproken, dat we om half vier elkaar zouden ontmoeten en: ‘n man ‘n man ‘n woord ‘n woord, we waren natuurlijk op tijd aanwezig. Jongen wat hebben we heerlijk gestad! En ‘t maal  daarna smaakte ook uitstekend. Na gebakjes smaakt iets hartigs wel! En daar hier ‘t gewone program is na ‘t avondmaal ‘n geurige kop koffie, hadden we ook nu de koffietafel buiten. Daarna toog de hele familie bedwaards:

error: Inhoud is beschermd !!