Zaterdag 8 augustus 1936
8e dag
Herman (15 jaar)
‘t Is 4 uur in de morgen rrrr tt daar loopt de wekker af. Hans springt uit bed en stoot met z’n slaperige kop tegen een balk van de zolder aan. Ja die bofferd mag voor een week met z’n troep[1] kamperen in ‘t dorpje Made in N. Brabant een 100 km van Lunteren af. Hij moet dus een flinke tocht afleggen. Hij kleed zich aan, wascht zich en klimt naar beneden. In een tijd van een kwartier verorbert hij zijn 7 boterhammen. ‘t Is somber weer. Om half vijf stapt hij op en Pa en op Moe die al wakker zijn wenschen hem veel plezier en daar gaat hij. ………………………………………………
Half zeven George, Theo en ik stappen nu ook uit bed. Wij waren van plan om naar de Hoge Veluwe te fietsen en dan ons ontbijt mee te nemen. We kleedden ons dus vlug aan. Ook naast- en beneden ons wordt al gerucht gehoord. Spoedig zitten wij nu op ‘ fiets. Ik op dat kraak-vehikel van Hans. De zon wil vandaag niet doorkomen. Precies kwart voor acht zitten we te bikkesementen. Nu gaat de tocht weer verder door ‘t Nationaal park “de Hoge Veluwe”. Zo komen we op de hoofdweg Apeldoorn – Arnhem een schitterende weg, heuvel op heuvel af. Vooral het laatste eind gingen we hard en zo vlogen we Arnhem binnen waar we een kop koffie namen met een gebakje. Precies 11 uur gingen we uit Arnhem weg en waren om half een behouden en wel in ‘t holletje gearriveerd. Onderwijl waren Pa, Moe, Toos en Rika [2] naar de kerk gegaan. Daar zij ‘t nieuwe weggetje wouden gaan wat zij nog niet goed wisten waren zij verkeerd gereden en kwamen in Lunteren uit nu gingen ze van daar uit naar Eden. Daar aangekomen ging Pa terug daar ‘t toch te laat was om ter kerke te gaan. De anderen gingen nu naar de groentenmarkt maar dat was alweer een strop want er was niets te doen. Nu maar weer naar huis maar nu over ‘t goeie weggetje en zo waren ze in een half uur weer in ‘t huisje op de hei….. ‘s Middags gingen de meisjes naar Arnhem om de dames Elshof af te halen van de boot aan de Rijnkade. Deze hadden meer geluk dan Pa, Moe, Rika en Toos ‘s ochtends, want zij waren nog geen minuut in Arnhem of zij kwamen de Historische optocht tegen voor de opening van “de V.V.V. week” in Arnhem. Deze was “allemachtig aardig”; vervolgens kwamen zij Annie en Henderien tegen midden in de drukke stad en gingen de beide anderen van de boot afhalen. Dit alles had erg opgehouden want zij waren pas om half negen thuis waar ik bijna flauwgevallen was als ik niet een boterham gegeten had…………………….
‘s Middags zijn Frans en Corrie Lammerts met de motorfiets ons komen op zoeken. Corrie is toen hier gebleven en George mocht met Frans achterop de motorfiets naar Utrecht. Dat wat de tweede boffert vandaag. Eindelijk gingen we dan toch eten waarna wij nog een beetje gezellig gingen doen en toen naar bed……….
H J Schrijver
[1] Troep Groep verkenners (Scouting)
[2] Rika Waarschijnlijk een verbastering of een bijnaam voor Riek
Zondag 9 augustus 1936
9e dag
Theo (13 jaar)
Beng, de wekker loopt af en pa stapt uit bed gauw gevolgd door de rest van de familie. Nadat we ons hadden aangekleed gingen we naar beneden. De fietsen stonden al klaar en we gingen dus vlug naar de kerk. ‘t Was ‘n gezellig ritje. Toen we weer thuis kwamen werd de tafel gauw in orde gebracht. Het was zulk heerlijk weer dat wij buiten gingen eten. Na het ontbijt moest Toos op een bank gaan zitten. Ja ze was jarig. Daarna kwam pa met een vaas bloemen en daar achter de hele familie met een cadeautje. Na dat plechtig ogenblijk werd de tafel klaar gemaakt voor de koffie. Ondertussen gingen Corrij Lammerts Toos Riek en mijn persoontje de dames Elshof tegemoet. Toen we weer terug kwamen was de koffie klaar en Toos had een kist met gebakjes bij haar. Nadat dit gedaan was gingen we boterhammetjes eten. ‘t Smaakte alweer reusachtig daarna werden raadseltjes opgelost. Om een uur of vijf gingen ze weer weg. Na een uurtje kwam Nel en Jos uit Amesfoort met Bob uit Hilversum. Zij hebben de tandem nog geprobeerd die zij erg fijn vonden met hen kwam nog een vriendin van Corrij om haar te halen. Corrij echter bleef hier nog een week. Ze bleven nog een uurtje praten en daarna stapten zij weer op. Zo werd het weer koffietijd. Aan alles komt ‘n einde zo ook aan deze dag, en toen we na het koffie drinken ons avondgebed hadden gebeden ging de familie naar bed met het idee er morgen weer vroeg uit te komen.
Maandag 10 augustus 1936
10e dag
George (16 jaar)
6 uur in de morgen “Komen jullie eruit luie d….ers” roept pa en hij steekt zijn hoofd door het luik. De meisjes zouden naar Nijmegen met Toos Hen Jac en Cor gaan. Ik moest naar Ede om boodschappen te doen. Na ‘t ontbijt gingen de meisjes weg.
‘n minuut of 10 later ging ik ook weg. Herman zou mij de weg wijzen. Hij reed voor tot het eerste pad aan mijn linkerhand. Hij zei toen dat ik het eerste fietspad in moest slaan. Hoe het komt weet ik niet maar ik heb het pad over ‘t hoofd gezien. Zodoende kwam ik vlak bij Lunteren uit. Ik moest zeker wel een half uur om fietsen eer ik bij de kruidenier was. Vijf minuten later was ik weer onderweg naar ‘t hol. Halverwege merkte ik dat ik het vlees vergeten was omdraaien, en terug was de boodschap. Om half elf was ik thuis. De lunch was niet druk bezet. Wij waren maar met z’n vijven. ‘s Middags zijn Herman Theo en ik wezen zwemmen. Heerlijk. Om 6 uur kwamen de meisjes thuis. Zij zeiden dat het heerlijk was geweest. Wij gingen gauw eten daarna werden er gezelschapspelletjes gedaan en om half elf ging de fam Schrijver Cor en Toos naar bed.
George
Dinsdag 11 augustus 1936
11e dag
Vader Herman (60 jaar)
‘t Is half zes in den morgen als Pa konijn zijn krullebol uit het hol steekt in casu het raam van de halve slaapzolder die hij met zijn drie jongste spruiten gedeeld heeft.
Ha! dat belooft een goeden dag te worden. De zon straalt als een vuurbol aan de oosterkim en giet haar gouden stralen door de bedauwde dennen. De wolklooze hemel is een belofte van een schoonen dag en haastig kruipt der kaninchenvater [1] door het luik en slingert zich langs de trapleer in de huis- woon- eet en slaapkamer van het hol waar ma konijn met twee haren dochteren in diepen slaap gedompeld liggen echter niet zóó diep of ma konijn ontwaakt. Spoedig wordt het kroost bij elkander getrommeld. Om half zeven zitten allen buiten om de ronde tafel aan ‘t ontbijt, en als het hol is opgeruimd, de voorbereidende maatregelen voor het middagmaal getroffen zijn, zitten we om half negen al aan de koffie. Om kwart over negen wordt in de oprijlaan de stoet geformeerd en evenals in de middeleeuwen de ridderschaar met de edelvrouwen in de Geldersche landouwen optrok ter valkenjacht gezeten op vurige paarden en kleppers, zoo rijdt thans in moderne stijl de hele permetatie [2] op hun verhikel als kippetjes achter elkander naar buiten. Het doel van de reis is Ugchelen, een plaatsje waar we vóór 4 jaar onze vacantie zoo genoegelijk hebben doorgebracht bij onze vriend den Bliek dien wij nu met een bezoek gaan vereeren. Langs smalle boschpaadjes bereiken we den grooten weg naar Otterloo en spoedig peddelen we over schitterende betegelde fietspaden in de richting Apeldoorn. Het is een zalige morgen, een verrukkelijke omgeving de stemming zit er in, en zingend snellen we voort en beklagen we Rika die vandaag thuis gebleven is om te repeteren voor haar examen.
Het is half twaalf als we aan de Hoenderlooscheweg bij den Bliek afstappen waar deze juist bezig is met zijn zoon om het huis vanbuiten schoon te maken.
Wij worden hartelijk ontvangen en krijgen terstond lange verhalen te horen over familie aangelegenheden en andere dingen die ons absoluut niet interesseren.
Op ons verzoek wordt een luch opgezet van enige brooden, ‘n paar liter warme melk en een halve kaas, waarmee wij onze holle magen vullen. Dan een korte wandeling in het bosch waar Dina in een vlaag van onbeschrijfelijke naaste liefde ons op gevulde zuurtjes tracteert. Dan terug naar den Bliek waar wij onthaald worden op thee met langdradige familieverhalen en om 3 uur stappen we weer op om ons hol weer op te zoeken.
Als we midden op de heide zijn wordt het donker, in de verte rommelt de donder en haastig peddelen we voort om tegen 5 uur ons zomerverblijf weer te bereiken waar onze Riek reeds de noodige maatregelen getroffen heeft voor het diner dat ‘n half uurtje later met veel smaak naar binnen gewerkt wordt.
De meisjes gaan met Herman en Theo naar ‘t zwembad waar Cor Lammerts en Lucie met de jongens een zwemdemonstratie geven en even later in de regen en het onweer, terugkeren.
Inmiddels begint heit te gieten, we scharen ons om de tafel die helaas niet is bijgevuld, we drinken een kop koffie en als de lamp uitgaat kruipen we weer in kooi, dankbaar voor deze welgeslaagde dag.
H.S
[1] der kaninchen vater {Duits} Het vaderkonijn
[2] permetatie alle verwanten
Woensdag 12 augustus 1936
12e dag
Lucie (27 jaar)
Deze dag begon niet naar wens. Ten eerste regende het, zoo’n echt drenzig, saai, miserabel, sacherijnig, regentje, zoo een, die of je wil of niet op je stemming inwerkt.
Ten tweede hadden we ons een vol uur verslapen, zodat dit de plannen van Dien, Riek en Toos aardig in de war schopte. Deze hadden namelijk met een paar zusjes van Toos afgesproken om naar Apeldoorn te gaan, zodat ze een uur te laat op de afgesproken plaats waren. Natuurlijk waren die twee allang weg. Ook George en Theo zouden meegaan naar Apeldoorn. Maar door ‘t vergeten van een belastingplaatje, ‘t terugrijden van Theo en daarna ook van George, ‘t elkaar misrijden enz. enz. kwamen die twee nog weer een extra half uur te laat. Maar enfin na veel strubbelingen en wederwaardigheden zijn ze dan toch op de plaats van bestemming gekomen en hebben verder een heel genoegelijke dag gehad, zoals we ‘s avonds uit hun verhalen konden opmaken.
De andere helft der familie, n.l. Pa, Moe, Marie, Herman, ons nichtje Corrie en ik zouden vandaag naar Amersfoort gaan naar Nel en Gos. Zo’n mooie weg en schitterend weer als we gisteren hadden, zo’n slechte weg en saai weer was het nu en bovendien nog een strak tegenwindje, maar ja dat zijn dan “the up en downs” van het leven, dat brengt zo de variatie erin.
Tegen twaalf uur kwamen we in Amersfoort. Nu zou Cor voorop rijden want die wist goed de weg. En ja hoor, daar was het al.
Door een smal paadje brachten we onze fietsen achter ‘t huis in een schuurtje en zo kwamen we aan de achterkant ‘t huis binnen, waar we al dadelijk hartelijk begroet werden door Nel en Gos en door Bob een neefje van Nel. Zo kwamen we al zoenende, handendrukkende en elkaar omarmende in de keuken terecht.
‘t Was een schattige, vierkante keuken met een wit tafeltje in ‘t midden met twee krukjes erbij. Moe, Marie en ik waren er alle drie getikt van. Nu kwamen we door een brede stenen gang in de kamer, die ook heel groot en breed was en snoezig gemeubileerd. Enfin ‘t hele huis was fijn en veel mooier als we ons hadden voorgesteld. Al gauw had Nel een geurige pot koffie gezet en zo zaten we al na tien minuten heerlijk hiervan te genieten. Om een uur of één werd ons ook een twaalfuurtje gepresenteerd, dat er werkelijk heel goed in ging, terwijl ondertussen over van alles en nog wat werd gekeuveld. Zo kwamen we ook te horen, dat Nel een heel praktise huisvrouw was, die met van alles en nog wat uitstekend op de hoogte was. Alleen had ze één gebrek! Er ging bijna geen dag voorbij of de melk kookte over en dit tot grote ergernis van Gos, maar ook van Nel zelf, die dan iedere keer weer al de rommel moest opruimen. Nu kwam Moe op een goed idee. Ze smoesde even wat met Marie en mij. En zo gingen wij quasi op stap om een boodschap te doen. We wilden n.l. voor Nel een melkkoker met fluit kopen zoals we die zelf ook gebruiken. Maar hoe we ook keken en zochten in de verschillende huishoudelijke winkels, nergens konden we er een op de kop tikken, wel een ander soort melkpannetje wat ons ook heel praktis leek. Nel was er tenminste erg mee in haar schik, toen ze het uitpakte. Maar intussen was het drie uur geworden en moesten we hoognodig naar huis, aangezien nog alle onderdelen van het diner moesten schoongemaakt en opgezet worden.
We namen dus afscheid, ook van Cor, die nu weer naar Utrecht terugging en fietsten nu langs een andere weg naar huis terug. ‘s Avonds na den eten moesten Marie en ik nog even naar Ede om de nodige inkopen te doen. Ze waren nu al bezig om versieringen aan te brengen voor de heideweek die op het laatst van augustus zou plaats hebben. “Zo”, zei de slagersvrouw, “geven de dames zich ook op voor ‘t gecostumeerde feest,” u moet vast meedoen hoor, want ‘t wordt zo reusachtig leuk.” Dat was een hard gelach voor Marie, want die moest zondag met Dien en Toos al weer terug naar Schiedam. Op de terugweg naar ‘t holletje werd ‘t warempel al veel beter weer. “O kijk, daar kwamen Pa en Herman ons warempel tegemoet rijden. “Kinderen” riep Pa uit de verte, “waar blijven jullie toch, moeten jullie me nu altijd ongerust maken, kom, vooruit, terug naar je hol” En zo reden we achter elkaar aan langs het smalle paadje terug in ons aller holletje, waar we na een klein uurtje al weer onder de wol kropen.
Donderdag 13 augustus 1936
13e dag
Marie (24 jaar)
Het is voor mij de laatste keer dat ik in het dagboek zal schrijven want zondag om half zeven vertrekken Toos, Dien en ik alweer. Toen we opstonden was het weer nogal goed. Eerst gauw ontbijten en de boel opruimen en dan met z’n allen naar de kerk. Moe en ik gingen met de tandem. George en Theo waren ontzettend lui en toen we weggingen waren ze nog niet klaar.
Na de kerk werd besloten om naar Wageningen te gaan. Het was een prachtige weg. Uit een zijweg kwam een troep soldaten aan, precies tuschen ons in. We hadden de grootste lol, want ze mochten niets zeggen omdat al die hoge omes erbij waren. In Wageningen zouden we een kop koffie drinken.
Met groot lef gingen we een lunchroom in maar Dien ontdekte dat de koffie 15 cent kosten. “Ga je mee jongens, daarvoor kan je in Aaria een gebakje bijkrijgen,” zei ik. Lucie geneerde zich dood, maar je moet op de kleintjes passen als je met z’n elven bent.
Er werd besloten om maar naar Arnhem te gaan want dat was maar 16 k.m. Toen we in Arnhem afstapten, zat Pa ineens midden op het trottoir. We schokken ons dood, maar het liep toch nog goed af, want hij kwam met de schrik vrij. Met z’n allen gingen we op de automatiek aan dat is gewoon onze stamkroeg geworden. Daar namen we een zalig kop koffie met een punt. Nog even gingen we statten, naar Siemon de Wit en nog enkele van die gezellige winkels.
Nu weer op huis aan. Een geweldige hol op, dat is hier erg vermoeiend. Maar moe trapt zo hard mee, dat ze het eerste boven is. Pa is er wat trots op. Om half twee waren we weer thuis.
George en Theo hadden onderhand voor de koffietafel gezorgd, ze hadden hevig spijt niet eerder opgestaan te zijn. We hebben weer lekker zitten schransen, want buiten heb je nou letterlijk altijd honger.
‘s Middags gingen de jongens zwemmen en wij (de meisjes) bramen plukken. Maar dat valt niet mee, want je haalt je handen en benen open, maar het loont de moeite wel, want het is een leuk werkje. Alle potten en potjes kwamen lekker vol. Moeder zou er lekkere jam van maken.
Na het diner, dat zoals gewoonlijk weer zalig was, kwamen boeken en handwerkjes voor den dag. Om half tien lag de hele familie in de armen van Morpheus. Goede nacht.
Vrijdag 14 augustus 1936
14e dag
Dien (22 jaar)
Goede morgen! Het is half zeven en ik ben net begonnen om mij in alle stilte aan te kleeden, want Toos en Riek zouden tot zeven uur blijven liggen, als Luus haar liefelijk stemmetje verheft en naar boven krijscht. “Dien, je moet naar de boerin. Je zou er om zeven uur zijn!” Afschuwelijk om zoo de stille morgen vrede te verbreken. Maar enfin, zij had zoo gegild, dus ik wou voor haar niet onderdoen en ik schreeuwde terug: Ja, kind ik kom al , ik kan niet vlugger. Klokke zeven uur zit ik met een slaperig gezicht en hongerige maag, (het is vastendag) in een schuurtje dat als keuken en woonvertrek dient, omringd door een onnoemelijk groot aantal vliegen bij de boerin en haar dochter, die behalve mij, ook nog visite hebben van de man met de alpino, alias de bewoner van Heidenrust, alias mijnheer v.d. Wateren, alias het goede Schepsel. Na eenige langdradige verhalen over open benen enz. (mag ik even opmerken dat ik nog steeds met nuchtere maag zit) vertrok hij gelukkig. Nu kon het spul beginnen. Ik weet niet of ik het al verteld heb, maar ik zou leren brood bakken. Nu dat valt me nogal mee. Dat gaat vrij eenvoudig. Om half negen ben ik weer thuis en verrijkt met de kennis van het boerenbrood bakken. Het hele huis is uitgestorven, behalve Pa en Moe is alles naar de kerk. Om kwart over tien komt het heele kliekje terug vergezeld van Jaqueline en Let, die hier de dag zullen doorbrengen. Na een uurtje gaan we met z’n allen een eind wandelen. ‘s Middags na het eten gaan we fietsen. De bedoeling is vandaag wat in de buurt te blijven. In het bosch van Eden, gekomen zien we ineens een paar jongens die bramen plukken. Jongens afstappen hier staan bramen. Weldra is heele familie bezig om zooveel mogelijk zwarte bramen bij elkaar te schrapen. Ach wat staan er hier veel zeg. Goede schepsel roept Theo, die van de een naar de ander holt om de bramen aan te pakken en in de bus te doen. Ik kan het niet bij beenen. Na een uurtje gaan we naar huis. Jaqueline en Let nemen bij de driesprong afscheid om vandaar naar Oosterbeek te gaan. Thuis gekomen worden de bramen vlug gekookt en ‘s avonds is de jam al klaar. Wij gaan vanavond vroeg naar bed, want morgen moeten wij er al om kwart over vijf opstaan. Welterusten luitjes, slaap lekker!
Zaterdag 15 augustus 1936
15e dag
Riek (20 jaar)
De laatste dag van de drie: Marie, Dien en Toos. Gisterenavond in bed hadden we al afgesproken, we zouden er nog ‘n toffe dag van maken.
Maria ten hemel opneming.
5.15 zegge en schrijven kwart over vijf werden we er al uit getrommeld. Dat viel niet mee. Een, twee, drie vooruit dan maar. We kleedden ons vlug aan en om kwart voor zes zat de hele familie op de fietsen en toog ter kerke. We waren goed vroeg en gingen dus allen voor de Mis ter communie, om 7.15 weer op de fiets te stappen, holwaarts.
Na ‘t ontbijt besloten de drie die morgen vertrekken dat ‘t wel aardig en welkom zou zijn als zij gedrieën wat geld bij elkaar legden voor ‘n afscheidstractatie bij de koffie. De overige familie gaf dadelijk haar toestemming en zo gingen Herman en Theo naar Eden en kwamen goed half elf terug met lekkere amandelgebakjes. We zaten heel gezellig koffie te drinken en waren allen in een echte zondagstemming.
Het plan was dat de vijf meisjes Luus, Marie, Dien, Toos en ik naar Arnhem zouden gaan om de optocht te zien en Jack en Led vaarwel te zwaaien. Zij moesten n.l. met de bus naar Nijmegen om vandaar de terugreis te aanvaarden naar de jeneverstad, want ach, helaas, aan alles komt een eind.
Pa en Moe bleven thuis, want Jo en Hans zouden thuis komen en die wilden zij natuurlijk heel hartelijk welkom heten. We hadden boterhammen meegenomen en zo gingen we ongeveer 11.30 op weg naar Arnhem.
Ik was nog vergeten te zeggen, dat t weer in een woord heerlijk was, daarom waagden we het zonder regenjassen. Heerlijk was de tocht over ons wel bekende weggetje naar de driesprong van Ede en verder over ‘t heerlijke heidepad waar je ‘t gemoed verruimt en je de heerlijke heidelucht hapt. Maar owee, daar slaakt Toos een diepe en erbarmelijke zucht en springt naast haar rijwiel. Wat wil ‘t geval? Een grote spijker, een draadnagel in haar voorband. Hoe ze het toch zo precies uit kan mikken. Ja, wat kan je anders doen dan er netjes naast lopen en uitzien naar hulp. We liepen dan ook ongeveer vijf minuten op de Amsterdamse straatweg tot we bij ‘n soort uitspanning kwamen. Marie trok de stoute schoenen aan en vroeg of de vrouw des huises haar ook kon helpen bij dit euvel. De madam was tamelijk kortaf en wees haar gereedschappen, als ze ‘t zelf in orde kon maken, mocht ze haar gang gaan. Ze riep ons allen erbij. “Ja, dat zouden we wel eens gauw in orde maken.”
De fiets werd op zijn kop gezet. Toos had gisteren juist haar eerste les gehad in ‘t plakken van banden bij Pa en wij meenden het ook wel te kunnen. De bandenlichters werden er op gezet maar hoe we ook trokken, we konden de band er niet afkrijgen. Met zijn vijven waren we niet in staat te doen wat een ander gewoonlijk alleen doet. Hoe we ons toch zo vergisten konden in ons zelf. Daar ging een aardig deftig heertje voorbij met een grijze deukhoed. Hij groette ons vriendelijk. Wij samen maar aan’t sjorren en stelden ons bovendien hulpbehoevend aan om toch maar zijn aandacht op ‘t moeilijke geval te vestigen. “Ach dametjes, wat zit u toch te krukken, u bent met vijf en kunt u niet eens een band maken.” “Och meneer” zei Toos medelijden afdwingend “de band wil er niet af.” Kijk eens aan, ik zal er wel eens bij komen, meisjes kunnen toch niet veel hoor, en met een energiek zwaai en ‘n ernstig gezicht haalde hij de band eraf. “”Ziet u, dat gaat altijd zo.” Een teiltje water kwam er bij te pas en de herbergier kwam ook ‘n handje helpen. Inmiddels hoorde we van onze vriendelijke helper dat hij een onderwijzer was en een dochter had die ook onderwijzeres was. Daar kwamen enige militairen aan en stapten bij onze standplaats af. Het waren hoge heren met veel insignes enz. en veel lef. Vol belangstelling schaarde ook dat stel zich om de fiets met de draadnagel. Ons deftig heertje vroeg met een ondeugend gezicht of het gat zo’n buitengewoon, zo’n typisch gat was, dat ‘t aller belangstelling verdiende. Ja ‘t was een bijzonder gat, een zeer merkwaardig gat, een zeldzaam gat, verklaarde de een na de ander. Wij hadden de grootste lol, dat laat zich verstaan. De ene majoor voelde eens aan de band, de ander kneep eens in de band, de derde pompte eens. Ieder hielp mee.
Niet tegenstaande de vele hulp hield ‘t plakken toch geweldig op en onder veel gelach en gelol namen we afscheid en fietsten verder niet vermoedende dat de herbergier en zijn familie buitengewoon verbolgd was, omdat niemand gevraagd had, wat zij hem schuldig waren. We hadden hem wel heel vriendelijk bedankt, maar daar scheen de man niet mee tevreden. We waren nog niet veel verder toe ‘t alweer Toos was die ‘n schreeuw van ontzetting en schrik uitbracht: “Nu ben ik me tasje kwijt”: terug naar de herbergier, de onderwijzer enz. Toos ging alleen terug en meende daar een vrolijke troep aan te treffen. Toen ze echter aankwam zag ze lange gezichten bij de herbergier en zijn hele familie. Ze keek verwonderd rond en daar zag ze tot haar redding het vriendelijke gezicht van ons deftig heertje. Ze ging naar hem toe en hij ging naar haar toe, keek wat ernstig en fluisterde haar in ‘t oor: “U bent toch dat onderwijzeresje van straks. ‘t Spijt me dat ik ‘t u zeggen moet maar u had daar straks wel eens mogen vragen, wat u de herbergier schuldig was.” Het schaamte-rood steeg Toos naar ‘t hoofd. Dat was in ‘t geheel niet haar bedoeling geweest. Ze was alleen dat de man beledigd zou geweest zijn met het aanbod iets voor de moeite te betalen. Ze bedankte het heertje voor de opmerking en ging naar de herbergierswoning om haar tekortkoming goed te maken en haar tasje terug te vragen. Maar het viel haar niet mee. Ze ging heel bescheiden aan de deur staan van de kamer, waar de hele familie rond de tafel zat te eten, de pan op tafel, iedereen pikte met de vork uit de pan. Geen mens keek naar haar om. “Juffrouw” vroeg Toos vriendelijk, is hier mijn tasje soms blijven liggen. De potige boerin ging naar de deur met een gezicht als een oorwurm en snauwde, terwijl ze de deur voor haar neus dicht gooide: “Ga maar naar mijn dochter.” Deze stond een eindje verder en was al even vriendelijk als haar moeder.
Na weer haar tasje gevraagd met het verzoek te vragen aan de herbergier, wat zij hem schuldig was ging ze naar binnen en kwam even later terug met het tasje en haar vader. Ze gooide ‘t tasje naar Toos toe en verdween terwijl vader sprak: “Wat blieft u?” Weer schude ze ‘t hele thema op. “Schuldig, dat weet ik niet?” Toos graaide in haar tasje en vond na lang zoeken onder de woedende blik van de herbergier ‘n verloren kwartje, dat ze netjes overhandigde en maakte vlug dat ze weg kwam. Bij ons terug gekomen vertelde ze ‘t treurig verhaal van de woedende en verbolgen familie. Wij monterden haar gauw op en zingend en jubelend vlogen we van de geweldige hol Arnhem binnen met een vaartje van ‘n kilometer of 25. (Ik kan niet zo erg goed schatten). Daar troffen we heel gauw Jack en Led op onze plaats van afspraak (cafetaria natuurlijk). Koffie en gebak smaakte wederom heerlijk.
Toen gingen we leuk de stad in ‘t was ‘n geweldige drukte in de stad. Om ‘n uur of drie à vier zou er ‘n historische optochtlangs komen voor de V.V.V. week. Na onze boterhammen opgegeten te hebben bij ‘n lekker glas melk gingen we ook ergens staan bij de meeste wachtend op de dingen die komen gingen. Jammer dat zij zo lang uitbleven.
‘t Werd ‘n half uurtje, ‘n uurtje en Toos maakte zich ernstig ongerust, want t ‘werd tijd dat Jack en Let aanstalte zouden maken om weg te komen. Zij gingen dan ook met Toos en ik even een paar boodschappen doen om vlug de fietsen te halen en naar de halte van de bus te gaan, die hen naar Nijmegen zou brengen. De fiets uit de stalling dat was vlug gebeurd maar hun door de drukte rijden, dat ging moeilijker. Achter de mensen om, dat ging heel moeilijk, want de mensen gingen geen handbreed opzij, bang hun plaatsje te verliezen. En of we al klaagden en spraken van ‘n bus en haast, de mensen hadden geen oor voor onze betogen en de Arnhemse bevolking viel ons tegen. Dan maar door de middenstraat maar daar botsten we tegen een politieagent die Toos verklaarde dat zij er niet door mocht, noch hier noch daar. Ze moest maar blijven, waar ze was. Ja maar, mijnheer, we moeten met de bus naar Nijmegen en misten de boot. “Ja, ‘t spijt me voor u beiden (Jack en Toos) maar er is niets aan te doen.” Eindelijk na veel heen en weer praten mochten zij, (Led en ik konden hen niet meer vinden) een andere kant heen, dan ze heen moesten. Zo liepen zij samen de hele stad om, telkens weer vragend of de mensen plaats wilden maken en waar ze heen moesten. Eindelijk vonden we elkaar weer bij ‘t A.N.W.B kantoor en waren zij nog juist op tijd voor de bus en onder veel gedrang en geduw konden zij zich een plaats verorberen en reden naar Nijmegen. Hoe ‘t hen verder verging weet ik niet.
Daarna gingen wij, druk pratend over de situatie die we beleefd hadden en sabbelend op ijsbonbons weer op huis aan. Jo en Hans waren al thuis en de hele familie zat al om de tafel buiten te eten. Ze konden op ons, laatkomers, niet langer wachten. Na ‘t eten pakten Marie, Dien en Toos hun koffers voor de terugreis. Daar nu die twee weken dan toch al om zijn. Veel en veel te vlug! Nadat alles in orde was ging de familie naar bed. “Voor de laatste keer Toos.” Jo sliep ook bij ons in bed, lekker warm. Dat viel nog niet mee maar na een half uur was alles in ‘t hol in diepe rust.