Dinsdag 25 augustus 1936
25e dag
Lucie (27 jaar)
Vandaag werd het gezelschap weer in tweeploegen verdeeld: Frans, Mies, Jo en Riek gingen naar Amersfoort en de anderen zouden de kant van Renkum opgaan. De lucht zag er niet zo schitterend uit als gisteren. “Wedden Pa”, zei George “dat er voor vijf uur regen valt”. “Ach wat, kwajongen, wat weet jij daar nu van doe niet zo pessimistisch, we houden niet van regen hoor!” “Nou” zei George “toch wed ik er een dubbeltje om”! Maar wij licht zoekende mensen trokken ons niets van al die donkere voorspellingen aan, we gingen uit, basta!
De tocht ging nu door ‘t feestelijk versierde Ede, langs Bennekom, naar Wageningen. Nu ging het steeds langs schitterende landgoederen en villa’s, het eene nog mooier dan het andere en zo naar Renkum, daarna naar Heelsum, Oosterbeek en tot slot vlogen we Arnhem in, we kwamen namelijk van een flinke stijle heuvel de stad binnen rijden. He, he wat was dat een zalige tocht en gelukkig was het ondanks George mooi weer gebleven.
” En nu gauw een kop koffie !” Vader wist wel een gezellig zaakje dus stevenden wij er gezevenen op af. Tsjonge, tsjonge, dat smaakte na zo’n ritje, vooral Herman genoot.
Toen we zo wat opgekikkerd waren, moest er nog het een en ander in de stad gekocht worden voor de picnic, die we dadelijk zouden houden in de bossen en ook nog andere boodschappen. Zo kwamen we in een zaak, waar een snel , portret en karikatuur, tekenaar bezig was. Dat was iets voor ons. Spoedig stonden we er in een kringetje omheen. Het was enig om te zien, zoals die meneer een aardig meisje wist na te tekenen en vlug! in een par minuten was het al klaar. De jongens stonden gewoon in extase, behalve Hans, die bij z’n eigen dacht: “ph , niks an, dat kan ik ook wel!” Wat een kapsjonis.
Maar ja, we moesten nog verder! Want onze diverse magen begonnen al enigszins te knetteren en sputteren en zo kwamen we al na een kwartiertje aan onze gratis fietsenstalling, waar we na een hartelijke dankbetuiging aan de heren van de “A.N.W.B. ” onze fietsen weer dankbaar in ontvangst namen. Nu een aardig plek voor de lunch opgezocht. Maar dit was gauwer gezegd, dan gedaan. We moesten nog wel 20 flinke heuveltjes op en af voor we in de buurt van Oosterbeek een leuk zitje vonden. en nu maar boterhammen snijden twee broden waren al gauw in de hongerige magen verdwenen en dus moesten ook de heerlijk verse broodjes aangesproken worden, die we voor de securiteit ook nog meegenomen hadden maar voor ‘t laatst hadden bewaard. Nadat we aldus verzadigd waren, aanvaarden we weer de terugtocht, aangezien we weer bijtijds thuis moesten zijn om de voorbereidselen van ‘t diner klaar te maken.
We namen nu een andere weg, n.l. een smal fietspad, dat van Oosterbeek langs Buunderkamp doorliep tot Ede. Maar de wind was intussen flink op komen zettenen we hadden hem bovendien nog stevig tegen. Dat was trappen vooral voor de tandem, maar Moe, die onderhand voor de beste racer niet meer onder deed, trapte plotseling met alle krachtsinspanning mee, zodat het ding spoedig als een pijl uit de boog vooruit schoot, terwijl wij arme ploeters achteraan bleven sukkelen. Zo kwamen we na een flink uurtje al in Ede, maar wat was dat? wat een drukte en belangstelling! op alle hoeken van de straten stond het zwart van de mensen, of liever gezegd wit, want het waren niets als lichte blousjes, shirts, jurkjes, hempjes enz. Vooral in het dorp zelf was het druk, tot we op het laatst niet meer verder konden rijden. Daar stond een mannetje van Hermandad heftig gesticulerend en gilde: “afstappen, afstappen, denk om de heidekoningin, maak plaats”. Spoedig hadden we ons met fiets en al een plaatsje op het trottoir veroverd en wachtte in hevige spanning op de dingen, die komen zouden. “Ja hoor, daar komt wat” Vooraf gegaan door getrommel en muziek en verder door ruiters en boeren paartjes kwam de koningin aanrijden in een schitterend costuum van twee tinten paars, omringd door jongetjes als konijntjes verkleed en op een wagen, omgetoverd als de heide.
‘t Was werkelijk zinnenbetoverend. Nu nog gauw even naar de slager. Maar wat is dat? Zou George nu toch gelijk krijgen! Wat deed die lucht opeens raar. En ja daar vielen warempel drie dikke druppels. George gauw van z’n fiets en z’n regenjas aangedaan, en dit alles glorieus rondkijkend. Maar wij namen er niet de minste notitie van. En nee hoor! ‘t was al weer over. ‘t Bleef wel wat donker, maar toch kwamen we zonder regen behouden thuis.
En nu gauw voor ‘t eten zorgen want we waren nogal laat. Om zes uur uiterlijk zouden de Amersfoorters thuis zijn. Maar met elkaar doe je veel. En nog tien minuten voor tijd was alles kant en klaar. Als die anderen nu maar komen wilden. Kijk, ‘t was al zes uur, vijf over, tien over, waren bleven die snert apen? Kwart over zes, eindelijk bij half zeven kwamen ze afzakken onder een regen van verwijtingen: Is dat zes uur, we zijn uitgehongerd! waar blijven jullie toch? woordbrekers! plakkers! Ondanks het lange staan smaakte het maal toch nog buitengewoon. ‘s Avonds werd onder onderdrukt gelach en gejoel weer een konijn het “Konijnhol” binnengesleept. Dat ging goed! Dat werd een reuze maaltje. En met de hoop morgen nog een stuk of wat van die knaapjes te vangen, gingen we al om half tien naar bed.
Woensdag 26 augustus 1936
26e dag
Jo (23 jaar)
Zes uur loopt de wekker af maar erg veel zin hebben we nog niet dus blijven we luieren tot half 7. Dan staan we resoluut op ‘t Weer is om te zien niet zoo mooi maar dat valt later toch mee. Luus, Riek en ik zouden met die wandeltocht van ‘t heidefeest mee gaan dus gaan we na ‘t ontbijt opgeruimd te hebben er gouw op de fiets vandoor. Om bij negenen komen we bij de slager waar we na vlees gekocht te hebben de fiets mogen neerzetten. Nu gouw naar ‘t gemeentehuis van waar de stoet zou vertrekken maar toen we er aankwamen zagen we nog geen stoet er stonden ‘n stuk of zeven meisjes en een paar jongens van een jaar of 12 en een paar minuten later ging de armzalige stoet weg. Wij moesten van zoo’n wandelclub niets hebben dus gingen we het dorp in om de winkels eens te bekijken alles is daar in een feeststemming. Na een half uurtje gaan we weer naar huis, waar we om half elf net op de koffie aankwamen die door de overige holbewoners reeds genuttigd was. Na de koffie ging ik de andere achterna die bramen gingen plukken toen we een flinke voorraad geplukt hadden togen we holwaarts de lunch tegemoet die weer best smaakte. Na de boel afgewasschen te hebben gingen we naar Ede naar het Concours Hipique dat reuze intresant en erg warm was. De heidekoningin die er fijntjes uitzag in haar paars gewaad kwam ook te paard het veld op waar Luus natuurlijk hevig jaloersch op was. Het Concours was nog lang niet geeindigd toen we naar huis gingen maar we lilden op tijd thuis zijn om de vier pas gevangen konijnen te verslinden in het hol. Na het diner en de vaten ben ik met Pa naar Lunteren gefietst om wat voor de koffie te halen. Na de koffie wenschtte we elkaar goeden nacht en gingen naar bed.
Wel te rusten
Jo
(Truste Jo !!!)
Donderdag 27 augustus 1936
27e dag
Hans (17 jaar)
Nog twee dagen in ‘t Konijnenhol! Tjonge, tjonge !! wat gaat die tijd toch gauw hé !!
Zoals gewoonlijk stond de fam. tegen een uur of zes op om de dag met een stevig ontbijt in te luiden waarna de “stropers” hun strikken gingen onderzoeken die natuurlijk niets opleverden, reeds vier konijnen hadden zich vergist maar vijfde wachtte zich wel zijn domme kop in een van de strikken te steken.
Na de jacht gingen we met ons allen een gezellige fietstocht maken in de richting van Hoog-Buurloo en Kootwijk hier ging het berg op en af reuze, man !! In een hotel, pension, restaurant, café, gingen we op een comfortabele manier lunchen met een heerlijk kop koffie.
Na de pic-nic ging ik naar onze vriend den Bliek om ‘s mans belasting merk het welk hij aan onze Theo uitgeleend had, terug te geven. Zoals te verwachten was werd ik met ingewikkelde familie verwikkelingen ontvangen van rechtskundige personen, een schoonzuster van een kennis van van zijn moeders achternicht, een oom in Capelle a.d. IJsel, een in Leiden en een aangetrouwde nicht uit Leeuwarden.
Afijn na een kwartiertje wist ik te “ontvluchten” en bereikte bij ‘t panorama bij Kootwijk mijn familieleden die hierna langs heerlijke wegen en over bergen en dalen, langs schitterende vergezichten hun weg voortzetten.
Over Otterloo werd de terug reis aanvaard onderweg ontmoetten wij gelukkig een groenteboer wiens wagen wij deerlijk verlichtten door een flinke voorraad fruit in te slaan die wij gezellig oppeuzelden.
Na enige tijd kwamen wij weer in Lunteren aan alwaar wij na enige toe bereitselen gezellig dineerden.
Na ‘t eten kwam onze gordijnen magnaat, oftewel in de wandel genoemd Frans Schrijver, op het lugubere idee reeds morgen naar huis te gaan. Welk plan in slechte aarde viel maar toch werd doorgezet.
‘s Avonds gingen Luus en Jo nog naar Ede om daar in de feestvreugde van de heideweek te delen hetgeen echter een fiasco werd want om tien uur waren ze al thuis. Na ons avondgebed toog de familie naar bed.
dàààààààààààààààààààààààààg
Vrijdag 28 augustus 1936
28e dag
Georg (16 jaar)
Het is vandaag de laatste dag Dat ik in ‘t Konijnenhol zien mag. werd er ‘s morgens droevig gezongen.
Na ‘t ontbijt zijn Frans en Mies naar Schiedam gegaan. Hun vacantie was alweer voorbij. Hans Herman Theo en ik zijn naar de kerk gegaan. Toen wij terug kwamen hoorden wij dat Luus in de (knoop) greep gelegen had van ‘n ritssluiting. Terwijl Luus gilde “Ik ben helemaal niet kleinzeerig pa áu aùùùù!” had vader met nijptang hamer en vijl de boel verbroken. Jo had met schoonmaken der kamertjes ‘mn bed op haar vinger gekregen, (waar ze erg mee te koop liep) Ondanks alles was het schoonmaken goed gegaan en zag ‘t er erg schoon uit. ‘s Middags gingen Luus en Jo naar Arnhem om cadeautjes voor Dien te kopen en wij gingen bramen plukken ‘s Avonds gingen Hans en ik nog wat strikken zetten. Na ‘t koffie drinken (Jo had getracteerd) gingen wij de laatste keer slapen in ‘t konijnen hol om morgen weer naar ‘t Schiedammetje terug te gaan.
George
Zaterdag 29 augustus 1936
29e dag
Herman (15 jaar)
De dag der terugtocht naar Schiedam is tot allerspijt aangebroken. Halfzes staan we op. Als we beneden komen zijn ze al druk bezig de bedden af te halen. Het zal een schitterende dag worden. Aan de oostelijke horizon komt de zon op en stuuwt haar eerste stralen over de (erg) bedauwde hei. Een zachte oostenwind waait door de geopende deur naar binnen. Na ‘t ontbijt wordt de boel nog stevig schoongemaakt. De bagage wordt achterop gebonden. En als Luus eindelijk klaar is met het boenen van de stenen plaat voor de keuken wordt na een inspectiereis van pa door ‘t huis, de tocht aanvaard. De boerin en haar dochtertje wuiven nog eens hartelijk vaarwel. Ook bij Heiderust worden wij nog door “Mijnheer des waters en zijn vrouw” voor ‘t laatst met een handdoek toegewuifd. Nu gaat de tocht snel verder tot Lunteren waar George de post afhaalt. Dan over Renswouden naar Scherpenzeel vandaar over de hoofdweg langs Zeist, Den Bilt, Utrecht. Hier vulden wij onze hongerige magen bij tante Jo. Hier gaat Corrie met ons mee naar Schiedam. Wij zijn nog geen half uurtje uit Utrecht of knal mijn achterband loopt leeg. Wij springen vlug in een greppel en proberen zo goed en zo kwaad als ‘t gaat de band te repareren. Na heel wat gemier is dat ook alweer klaar. En verder gaat ‘t weer tot aan Harmelen waar Pa opeens uitschreeuwde “Jongens pruimen eten” Nou daar waren zij voor te vinden. Fluks sprongen we van de fiets en gingen de boomgaard binnen. Ze waren lekker hoor, want ‘t was knapjes warm. Een half uurtje later zitten we weer op onze stalen rossen en strappen er lustig op los. Ook moe zit nog te trappen als een “Pijnenburg” in ‘t klein. Met een 15 km vaartje passeren we Woerden vervolgens Bodegraven. Waar de inwendige mens weer verzorgd werd door een teethuin in ‘t schieten. We gingen eerst binnen zitten maar vanwegen de warmte gingen we op ‘t terras zitten waar we genoten van een heerlijk glas kwast. Maar we moeten weer verder dus maar weer trappen. De torens van Gouda komen in ‘t gezicht even als de honger. Daarom kochten we daar gevulde koeken om de honger te stillen. Even buiten Gouda eten we die op “heerlijk hoor”. Luus schok zich nog een halve beroerte daar een kikker zich even verplaatste in t ‘hoge gras waar zij zat. Nu kwam ‘t engste gedeelte van de tocht want ze begonnen allemaal een beetje hun “benen” te voelen. Ook vanwege de slechte weg langs de Rotte. Maar eindelijk kwam ook daar einde aan want om zeven uur arriveerden wij behouden en wel op de Singel 166 waar wij als wolven op ‘t heerlijke diner aanvielen. Ook door Dulla werden wij allerhartelijks ontvangen. Hij wist van blijdschap niet wat hij moest doen. Na ‘t eten moest er nog veel gedaan worden. Maar om tien uur lagen toch de meesten in bed. Het is alweer voorbij de vacantie. 29 Prettigen dagen liggen weer in ‘t verleden. Dinsdag begint weer ‘t gewone dagelijksche leven. Maar met vreugde zullen we terug denken aan de prettige vacantie in ‘t “Konijnenhol”
Herman.